Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AN7085

Datum uitspraak2003-10-17
Datum gepubliceerd2003-11-03
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers03/1314 GEMWT
Statusgepubliceerd


Indicatie

Voorzieningenrechter acht zelfstandige bewoning door mensen met langdurende psychiatrische problemen in wijk Drielanden(Harderwijk) niet strijdig met bestemmingsplan. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er sprake van 1 huishouden per pand, zodat er geen sprake is van kamerbewoning. Volgens de jurisprudentie van de ABRS blijft de zelfstandige bewoning door mensen met landurende psychiatrische problemen binnen de omschrijving van het begrip 'wonen' zoals verwoord in het bestemmingsplan.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Sector Bestuursrecht Reg.nr.: 03/1314 GEMWT UITSPRAAK op het verzoek om een voorlopige voorziening in het geschil tussen: [Naam A], [Naam B], [Naam C] en [Naam D], wonende te [plaats], verzoekers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Harderwijk, verweerder, alsmede Stichting Meerkanten (hierna: Meerkanten) gevestigd te Ermelo, derde-partij. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van 31 juli 2003 waarbij verweerder verzoekers heeft medegedeeld dat het door Meerkanten voorgenomen gebruik van de panden Straussdreef 18 en 20 en Mozartdreef 56 en 58 ten behoeve van 'beschermd wonen' niet strijdig is met de (gebruiks)voorschriften van het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Uitwerkingsplan 1e fase Drielanden' en dat hiertegen dan ook niet handhavend zal worden opgetreden. 2. Procesverloop Namens verzoekers is door mr. B.C.M. van Riel, werkzaam bij DAS rechtsbijstand te Arnhem, bij brief van 10 september 2003 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend en bij brief van 19 september 2003 een verzoek om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingediend. Het verzoek is behandeld ter zitting van 15 oktober 2003, waar [Naam A] en [Naam D], bijgestaan door mr. van Riel, zijn verschenen. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door G. Maatkamp. Namens Meerkanten zijn de heren [naam E. ] en [naam F.] verschenen, bijgestaan door mr. P.D. Labee, advocaat te Amersfoort. 3. Motivering Ingevolge artikel 8:81 van de Awb dient te worden nagegaan, of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, een voorlopige voorziening vereist. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft deze uitspraak daaromtrent een voorlopig karakter en is deze niet bindend voor de beslissing in die procedure. Verzoekers stellen zich - kort samengevat - op het standpunt dat het gebruik van de panden op de percelen Straussdreef 18 en 20 en Mozartdreef 56 en 58 ten behoeve van 'beschermd wonen' in strijd is met het ter plaatse vigerende bestemmingsplan 'Uitwerkingsplan 1e fase Drielanden', omdat: - het 'beschermd wonen' niet ziet op één huishouden per woning, maar op meerdere huishoudens per woning en - er geen sprake is van zelfstandige bewoning. Blijkens de plankaart behorende bij voormeld bestemmingsplan rust op de in geding zijnde percelen de bestemming "Woningen met bijbehorende erven". Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de op de kaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor wonen. In artikel 1, aanhef en onder u, van de planvoorschriften is bepaald dat onder woning wordt verstaan een gebouw of een gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de planvoorschriften is het verboden de in het plan begrepen gronden en opstallen te gebruiken, te doen gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan deze gronden en opstallen gegeven bestemming. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een omschijving van het begrip 'woning', zoals opgenomen in de onderhavige planvoorschriften, geen steun biedt voor de opvatting dat de bestemming uitsluitend ziet op gezinsbewoning en geen ruimte biedt voor minder traditionale woonvormen. Door Meerkanten is uiteengezet dat de panden bewoond zullen worden door mensen met langdurende psychiatrische problemen die praktisch zelfstandig kunnen wonen, met begeleiding op afstand. Allen hebben overdag bezigheden buitenshuis, zoals sociale werkvoorziening of gewoon bij een werkgever of deeltijdbehandeling. Per dag hebben enkele van de bewoners 'corvee' en zorgen dezen voor de boodschappen, het koken en het huishouden. Te allen tijde, dag en nacht, kan door de bewoners worden teruggevallen op begeleiding die op afstand beschikbaar is. Deze begeleiders brengen zo nu en dan (op afspraak en ongevraagd) een bezoek aan de bewoners om de lopende zaken te bespreken en een reguliere voortgang van wonen en werken te monitoren. Gelet op deze uiteenzetting is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat hier gesproken kan worden van zelfstandig wonen, zij het met begeleiding op afstand. Verder kan naar voorlopig oordeel gesproken worden van één huishouden per pand. Naar door Meerkanten voorts is aangevoerd worden de woningen door 4 á 5 personen betrokken. Per woning hebben de bewoners één bankrekening waarop geld wordt gestort om inkopen te doen voor het dagelijkse leven. Voorts wordt er gezamenlijk gegeten. Van kamerbewoning voor afzonderlijke huishoudens is dan ook geen sprake. De stelling van verzoekers dat er aparte kamers zijn gecreëerd met deels eigen voorzieningen is ter zitting niet nader onderbouwd. Het aanwezig zijn van een wastafel per kamer is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van kamerbewoning. Niet weersproken is door verzoekers dat er sprake is van een gemeenschappelijke keuken en sanitair. Ter zitting is door verzoekers verder nog aangevoerd dat voor de woningen Straussdreef 18 en 20 een bouwvergunning is verleend om deze woningen samen te voegen. Van de zijde van verweerder is verklaard dat dit het gevolg is van het standpunt van de Brandweer dat er sprake is van woningen met een gezondheidszorgfunctie, waardoor op grond van het Bouwbesluit de eis wordt gesteld dat er een extra vlucht route moet zijn. Uitsluitend voor het aanbrengen van de vluchtroute - bestaande uit een deur tussen de woningen - is de bouwvergunning verleend. De voorzieningenrechter ziet hierin geen grond voor het oordeel dat hierdoor geen sprake meer is van één huishouden per woning. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het voorgenomen gebruik van de in geding zijnde panden niet in strijd is met het bestemmingsplan. Verweerder heeft zich dan ook eveneens terecht niet bevoegd geacht om handhavend op te treden. Het verzoek om een voorlopige voorziening komt derhalve niet voor inwilliging in aanmerking. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskosten-veroordeling op grond van artikel 8:75 van de Awb. Voor zover door Meerkanten is verzocht om een proceskostenveroordeling van verzoekers overweegt de voorzieningenrechter dat geen sprake is van misbruik van procesrecht. 4. Beslissing De voorzieningenrechter van de rechtbank, recht doende: - wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af Aldus gegeven door mr. K. van Duyvendijk en in het openbaar uitgesproken op 17 oktober 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.